Een kleine stad, in het midden van Kroatië
Farsan vloog op de stad af, in drakengedaante. De mensen herkenden hem. Ze begonnen snel naar het stadsplein te rennen, het was een grote chaos. Hij landde op een podium wat speciaal voor hem gemaakt was. Zijn vleugels begonnen te groeien, hij ging rechtop staan en er begon vuur op zijn rug te branden, hij nam zijn godengedaante aan. Dat deed de mensen niet veel goeds, een paar vielen er flauw.
Hij brulde. 'Jullie hebben niets geofferd deze maand! Ondankbare honden!' Een man liep trillend naar voren. 'M-m-maar wai lieven ien taid van armoede, almachtiege Farsan!' Farsan tilde hem op. 'Dat maakt me niet uit!' schreeuwde hij in zijn gezicht. 'Jullie zullen boeten!' Farsan liet de man vallen en vloog weg.
4 dagen later, dezelfde stad
Farsan kwam aanvliegen, de stad was helemaal vernietigd door een vulkaanuitbarsting. Er stond geen huis meer overeind. Niemand was meer levend. Farsan brulde tevreden. 'En knoop dat goed in je oren! Veergeet niet te offeren aan de god van de rampen!'